top of page
Micromus angulatus adult 4.jpg

Micromus

Biologische aanpak in snijhortensia

Het seizoen zit er bijna op. Plagen als spint en trips zullen zich in dit jaargetijde wat minder laten gelden, maar dit betekent niet dat ze er niet meer zijn. Van spint is bekend, dat ze wegkruipen in kasopstanden, maar dit gebeurt ook in houtige plantendelen. Wanneer er weer gestookt gaat worden en de knoppen gaan uitlopen, dan kunnen deze spintmijten weer tevoorschijn komen. Tripslarven gaan zich verpoppen om dan ook tevoorschijn te komen wanneer de omstandigheden weer beter worden. Daarom is het zinvol om deze plagen goed aan te pakken voor alles in rust gaat.

In de meeste gevallen zal er na opstoken een spuitcyclus uitgevoerd worden tegen spint, trips en bladluis. De bedoeling hiervan is om zo schoon mogelijk te starten. Hierna kan er weer met biologie gestart worden. Om preventief uit te zetten hebben roofmijten als Amblyseius andersoni, Transeius montdorensis en Amblyseius swirskii de voorkeur. Deze roofmijten zijn polyfaag, wat betekent dat ze niet afhankelijk zijn van maar één plaag. We kunnen de opbouw en vestiging van de roofmijten stimuleren door ze regelmatig (1x per 2 weken) bij te voeren met NutrimiteTM. Dit is een voedingssupplement op basis van Typha-pollen (stuifmeel). Met een sterke roofmijtenpopulatie zullen spint en trips zich niet explosief kunnen ontwikkelen.



Blijf het gewas goed monitoren op de ontwikkeling van voldoende roofmijten. Maar ook op de aanwezigheid van plagen. Bij signalering van spint altijd Phytoseiulus persimilis en/of Feltiella acarisuga bijzetten. Deze zijn goed in staat om spint curatief aan te pakken. Mocht het noodzakelijk zijn, dan kan er altijd nog (pleksgewijs) gecorrigeerd worden met ‘zachte’ middelen (als Floramite, Cantack of Scelta). Probeer deze aanpak zo lang mogelijk door te zetten. Dit kan zolang er nog geen of weinig trips (Thrips setosus) is waargenomen. Wanneer er meer trips wordt gesignaleerd, kunnen er (pleksgewijs) Chrysoperla larven ingezet worden.


Het doel van deze aanpak is om het gebruik van breedwerkende tripsmiddelen zo lang mogelijk uit te stellen, omdat deze middelen ook schadelijk zijn voor de aanwezige spintbestrijders. Wat tot gevolg kan hebben, dat er daarna meer tegen spint gecorrigeerd moet worden.


Er zijn de afgelopen tijd veel chemische middelen weggevallen of gaan verdwijnen. De nog beschikbare middelen hebben flinke beperkingen gekregen (aantal toepassingen én hoeveelheid middel per oppervlakte). Hierdoor wordt het zeer belangrijk om per middel te bepalen wanneer het ingezet zou kunnen worden. Hierbij gelet op (neven)werking, maar ook nawerking (voor de biologische bestrijders).


De specialisten van Biobest staan voor u klaar om deze geïntegreerde aanpak verder toe te lichten.

Comments


bottom of page